Antonie Veldkamp, een man met ondernemingsgeest

Geschreven door Wim Visscher en eerder gepubliceerd in de Kroniek 2011-2, het tijdschrift van de Historische Vereniging Zuidoost Drenthe

Antonie Veldkamp werd op 14 november 1887 in Tweede Exloërmond geboren. Antonie  was  de tweede zoon van Johannes Veldkamp A-zn. en Elisabeth Schmidt. Zijn ouders hadden daar de toen gebruikelijke combinatie van boerderij, winkel en veenderij. De interesses van de beide zoons bleken nogal te verschillen. Anders dan zijn broer Willem Veldkamp, die meer voor de landbouw voelde, lagen Antonie Veldkamps ambities vooral bij de veenderij en de handel.

De ondernemer

Vader Johannes Veldkamp breidde de zaken danig uit, waaronder de aankoop van veenplaatsen in Emmer-Erfscheidenveen en in Oranjedorp. Het lag dan ook voor de hand dat Antonie Veldkamp de leiding kreeg over onder meer die veenderijen.

Hij kwam daardoor nogal eens naar Oranjedorp, waar hij dan korte tijd in de kost was bij een kennis. Tot zijn handelsactiviteiten behoorden de handel in aardappelen en kunstmest.

Jaarlijks vertrok hij met een tas vol monsters naar het Ruhrgebied, waar hij dan landbouwbeurzen bezocht. Via deze handel was hij in contact gekomen met de Ericase houthandelaar en aannemer Derk Schuurman, die ook een belangrijke handel in kunstmest dreef. Deze contacten gingen verder dan alleen de zakelijke, want enkele jaren later zou Antonie Veldkamp met een zuster van zijn zakenvriend trouwen. Na zijn huwelijk met Jantje Schuurman, in 1916, trok hij bij zijn schoonouders Schuurman bij de Ericasebrug in. Beide zwagers bleken goed met elkaar te kunnen samenwerken en hiermee was, naar later zou blijken, tevens de grondslag gelegd voor een toekomstig industrieel complex. De eerste schreden op dit pad zouden Veldkamp echter danig parten gaan spelen.

De Coöperatieve Ammoniakfabriek de Runde

Het ging hier om zijn deelname in de tijdens de eerste wereldoorlog, in 1918, opgerichte ammoniakfabriek de Runde in Klazienaveen-Noord.

De oprichters van deze kunstmestfabriek waren voornamelijk “Groningse” herenboeren, waarvan er opmerkelijk genoeg geen een uit Zuidoost-Drenthe zelf kwam. Door middel van chemisch processen zou deze fabriek uit stikstofhoudend veen ammoniak (grondstof voor kunstmest) maken.

Als gevolg van de strenge distributiebeperkingen tijdens de Eerste Wereldoorlog van onder meer de kunstmest hadden deze grote landbouwers namelijk een nijpend gebrek aan meststoffen.

De fabriek diende dan ook allereerst om in de eigen kunstmestbehoeften te voorzien. Omdat bekend was dat juist het veen bij Klazienaveen-Noord erg stikstofhoudend was, waren ze, al voor de officiële oprichting, ertoe overgegaan om daar zo’n fabriek te gaan bouwen.

Deze fabriek – een chemische industrie – was in meer dan een opzicht een novum. Zij was immers niet alleen enig in haar soort in Nederland, maar deze was bovendien de eerste Nederlandse veen-industriële- boerenfabriek.

Omdat de wereld rondom als het ware in brand stond moet een dergelijke kapitaalintensieve investering een enorm financieel waagstuk zijn geweest.

Bovendien had hij weten te bedingen dat zijn zwager Derk Schuurman als aannemer voor de bouw van de fabriek zou optreden. Alles lijkt erop dat Veldkamp als grote kunstmesthandelaar, bestuurder en enige aandeelhouder van de fabriek uit Zuidoost-Drenthe ambities had om later de hoofdrol bij de fabriek te gaan vervullen. Veldkamp zal zich bij zijn medebestuurders en commissarissen – onder wie enkele vooraanstaande politici – als een vis in het water hebben gevoeld.

Antonie Veldkamp moet ongetwijfeld toen al hebben gedroomd van een toekomst als industrieel. Toen de bouw van de fabriek gereed was, was de oorlog afgelopen, terwijl tot overmaat van ramp, toen de fabriek bedrijfsklaar was, de distributiebeperkingen werden opgeheven.

De Duitse fabrieken overspoelden al weer spoedig met goedkope kunstmest de markt. De fabriek de Runde kon daartegen niet concurreren, wat haar einde zou betekenen, In totaal had de fabriek het toentertijd enorme kapitaal van fl. 342.000,00 gekost en dit kon als een verloren investering worden beschouwd.

Overname partij

Hoewel dit avontuur in ondernemersland Veldkamp veel, zeer veel, geld heeft gekost, gaf hij zijn ambities niet op. Gezien genoemde ervaringen, zal hij wel voorzichtiger zijn geworden. Wel had hij er belangrijke landelijke politieke contacten aan overgehouden, die hem later zeker van pas zullen zijn gekomen. Misschien valt hieruit te verklaren dat Veldkamp enig tijd belangstelling heeft gehad om in de politiek te gaan. Begin jaren twintig stond hij namelijk kandidaat namens de CHU voor de gemeenteraad van Emmen.

Het zou dan ook bij deze korte flirt met de politiek blijven. Het aftreden van Schuurman als raadslid had wellicht te maken met een hem in die tijd overkomen faillissement. Hij zou een groot deel van de aannemingssom van de bouw van de ammoniakfabriek bij de liquidatie niet hebben ontvangen. Bovendien werden door de ingetreden crisis in de venen geen opdrachten meer voor zijn aannemingsbedrijf ontvangen. De in die tijd minder rendabele houthandel werd toen verkocht terwijl de overige bezittingen als onroerend goed, inclusief de molen, door Antonie Veldkamp werden overgenomen. Opmerkelijk is dat gezien de onderlinge vervlechting van de hun beider ondernemingen Veldkamp niet in het faillissement was betrokken. Sterker nog, er bleek zelfs nog geld genoeg te zijn om de goederen van Schuurman uit het faillissement op te kopen.

De vraag waar Veldkamp op cruciale momenten al dat kapitaal vandaan haalde – en dit zal later ook zo zijn – zal altijd wel een geheim blijven. Het is het meest aannemelijk dat zijn broer Willem Veldkamp in Eerste Exloërmond – die altijd als medefinancier zijn broer trouw zou blijven over kapitaalkrachtige relaties beschikte.

Turf en Elektriciteit

Veldkamp had behalve handelsgeest ook technisch inzicht. Samen met Schuurman had hij, eveneens in de Eerste Wereldoorlog, nabij hun woning in Erica een kleine elektrische centrale gesticht. Deze centrale zorgde voor de verlichting van hun huizen, winkel, hout- en kunstmestloodsen, alsmede enkele aangrenzende woningen. Ook de dicht bij huize Veldkamp staande windkorenmolen van Schuurman werd aangesloten op de centrale, zodat die ook bij windstilte kon draaien. Veldkamp had zijn elektriciteitskennis aan het eind van zijn avontuur met de ammoniakfabriek nog ingebracht bij het plan ten einde die fabriek om te bouwen tot een grote, turf gestookte elektrische centrale. Deze, nimmer uitgevoerde plannen, hielden in om (naar Duits voorbeeld) het gehele veengebied van Zuidoost-Drenthe van elektriciteit te voorzien.

In Duitsland stond in die tijd in Schwege bij Osnabrück zo’n gigantisch grote, turf gestookte elektrische centrale. Die zogenoemde “Schwegermoorzentrale” voorzag een groot deel van Duitsland van elektriciteit. Als bijproduct werd daarbij ook ammoniak geproduceerd. Veldkamp moet zijn elektriciteitsplan als de oplossing voor de enorme werkloosheid onder de veenarbeiders hebben gezien, maar echter vooral ook voor zichzelf in een rol als elektriciteit fabrikant. Zowel de Groningse Centrale als de IJsselcentrale, die als de grote afnemers van de te stichten Zuidoost Drentse centrale werden gezien, bleken hierin niet echt te zijn geïnteresseerd. Zij hadden blijkbaar geen behoefte aan nog een grote centrale vlakbij hun verzorgingsgebieden. Bovendien zou die zich later kunnen gaan ontpoppen als een gevaarlijke concurrent. De oudere bestaande centrales hadden dan ook veel betere papieren en een sterkere positie dan Veldkamp c.s., zodat die zijn elektriciteitsplan wel moest afblazen.

De turfstrooiselfabriek

In de jaren 1923-1925 kochten de gebr. Antonie en Willem Veldkamp samen met een familielid uit Nieuw-Amsterdam, ruim tachtig hectare aaneengesloten bolsterveen in het Schoonebeekerveld even ten westen van Weiteveen. Het familielid was een aangetrouwde neef van Antonie Veldkamp. Het lag in hun bedoeling dat ze met hun drieën een turfstrooiselfabriek zouden beginnen. De aanstaande geassocieerde neef en Antonie Veldkamp dachten op een punt precies hetzelfde: de veenderij is bijzaak, het zijn van fabrikant is hoofdzaak.

Antonie Veldkamp had het huis, waar hij vanaf zijn huwelijk woonde, inmiddels tot een villa-achtige woning verbouwd, terwijl in het naastgelegen monumentale huize Schuurman kantoor werd gehouden.

Concessies en octrooien

In de jaren dertig verwierf Veldkamp veel veen in Duitsland, onder meer in Schöninghsdorf (nabij de zogenoemde Veldkampbrücke) en verder oostelijk in de richting van Versen. Later zouden nog belangrijkere concessies voor duizenden hectares veen volgen. Dit kwam, omdat hij daar een weg had aangelegd van Schöninghsdorf naar Meppen, althans ging het om een soort “splitting” (inkeping) die hij daar dwars door het veen had laten graven. Duitse aannemers waagden zich liever niet aan dit soort projecten, omdat het veen daarbij niet zelden ging schuiven of omdat er wateroverlast ontstond. Veldkamp had zich hierbij zo’n vakman getoond dat de bestuurders van Stadt Meppen hiermee bijzonder in hun nopjes waren. Veldkamp kreeg hierdoor bijna alles van die Duitsers gedaan, waar anderen jarenlang over moesten procederen. Veldkamp zou ook een octrooi voor plant- of teeltpotjes hebben verkregen. Dit werd door hem ontwikkeld en vervolgens in praktijk gebracht in een schuur bij zijn woning. In deze stoom-bloempotperserij werden uit kalk, koemest en turfstrooisel door middel van een mal zogenoemde bloemteeltpotjes gemaakt. Een werknemer van Veldkamp, een zekere Aalders uit Erica, was in het maken van dit product gespecialiseerd. Ook zette de “coming man” van het concern, Johannes Veldkamp (zoon van de directeur) hier zijn eerste schreden in het bedrijf. Het product werd verkocht aan tuinders in het Westland. Het bleek op den duur dat het niet zo goed houdbaar was en ook niet vorstbestendig. Veldkamp had zelf de (kostbare) octrooiprocedure doorlopen. Het idee zou echter van een familielid uit Emmen afkomstig zijn. Die had er toen het geld er niet voor, dan wel had hij geld van Veldkamp geleend. Hoe dat ook zij, het octrooi kwam in ieder geval op naam van Veldkamp.

Procedeerlustig

Overigens was Veldkamp bijzonder procedeerlustig, waar het om zijn (juridische) gevechten met de vakbonden ging. Veldkamp werkte bij stakingen vaak met stakingbrekers. Zo liet hij dan zijn arbeiders uit zijn steenfabrieken per bus naar het Schoonebeekerveld vervoeren. Die moesten dan langs de weg bij de Ericasebrug, waar ook de huizen van Veldkamp stonden, marcheren. Stakers probeerden daar dan de bus tegen te houden, maar Veldkamp had dan al marechaussees en politieagenten laten posten bij de Ericasebrug. Bij die gelegenheden werden ook wel verwensingen en zelfs dreigementen geuit en Veldkamp liep zelf dan zenuwachtig met een revolver op zak door zijn huis. Van de kant van de stakers ging het er ook niet altijd zachtzinnig aan toe. Hiervan gaf E.H. Karel in zijn boek Ondernemen in de Zuidoost Drentse venen het volgende voorbeeld: Werkwillige werknemers in de steenfabriek van Veldkamp zouden daar eens door de stakers zijn “gegijzeld” (lees: opgesloten). Het ging inderdaad “hard tegen hard”.

Hadden alle andere verveners al aan de eisen toegegeven, Veldkamp nog lang niet. Terwijl arbeiders van anderen al lang weer op het veld aan het werk waren, procedeerde Veldkamp (op grond van een geëiste schadevergoeding wegens smaad) zonder ophouden door, tot aan de Hoge Raad toe. Om die lange adem te kunnen volhouden moet Veldkamp alleen al aan advocaatkosten een kapitaal hebben uitgegeven. Sommige vakbondsbestuurders konden zijn bloed dan ook wel drinken. Hoewel Veldkamp – toch ook een kind van zijn tijd – niet bekend stond als de meest sociale werkgever, moet worden gezegd dat hij zijn arbeiders niet uit de hoogte behandelde.

Ook kon hij door zijn sobere levenswijze en levenshouding bij hen ook wel enig respect afdwingen. Volgens zijn gewoonte sprak hij zijn werknemers aan in (het Gronings) dialect. Ook gaf hij er blijk van ook zelf met de schop te kunnen omgaan.

Toen eens een jonge sollicitant voor directeur Veldkamp als proef een stukje veen moest steken zei Veldkamp: “Dust nait goud mien jong, must zo doun,” daarbij de jongen de steker uit handen nemend en hem op de millimeter precies voordoend hoe je een turf moest steken.

Ondernemer in de oorlog.

In de Tweede Wereldoorlog heeft Veldkamp bij de turfstrooiselfabriek meer dan honderd zogenoemde turfcokesmeilers geëxploiteerd. In deze doof- of smoorpotten werd turfcokes geproduceerd ten behoeve van de brandstofvoorziening (generatorgas) voor auto’s e.d. De overschakeling naar dit product zou zijn gebeurd onder de druk van de bezetter, ook de Purit en de Griendtsveen waren daaraan onderworpen. Hoewel aan die cokes door de fabrikant goed zou zijn verdiend, moet worden gezegd dat het risico van een bombardement (dus ook van de nabijgelegen fabriek) door geallieerde vliegers inderdaad zeer groot was. Immers vielen de rookpluimen uit de meilers bij de vliegers zeer goed in het oog. Geen enkele ondernemer zou dan ook vrijwillig zo’n risico nemen, ook een ‘harde’ ondernemer als Veldkamp niet. Gelukkig zijn er bij de meilers van Veldkamp geen doden of gewonden gevallen. Dit was helaas bij de Purit fabriek in Klazienaveen wel het geval. Wijlen notaris Th. C. Heerma van Voss te Nieuw-Amsterdam vertelde de schrijver van dit artikel eens het volgende: Op een dag marcheerde een troep Duitse militairen langs Kanaal-A bij Schoonebeek. De commandant hield een voorbijkomende boer aan en wees hem op de fabriek van Veldkamp.

Hij zocht namelijk onderdak voor de nacht voor zijn soldaten. De boer antwoordde: “Er arbeitet für die SS.” De commandant sprong in de houding, bracht de Hitlergroet en marcheerde de troep af naar de school aan het Dommerskanaal. Er zullen toen nog geen meilers bij de fabriek hebben gestaan. Als verdienste van Veldkamp wordt veel gehoord dat hij in de oorlogsjaren een groot aantal mensen in zijn venen werk heeft gegeven, waardoor hij deze uit handen van de Duitse Arbeitsdienst heeft weten te houden. Dit zal op waarheid berusten.

Na de bevrijding

Een ver (verwijderd) familielid van de schrijver, wijlen mevr. C.A. Visscher uit Emmen, nicht van Veldkamp liet zich eens ontvallen dat op de dag van de bevrijding Veldkamp en zijn vrouw tegelijk zouden zijn opgenomen in het ziekenhuis te Emmen en aan de deur van hun kamer zou een bordje hebben gehangen met de tekst “Roodvonk!” Bestuursleden van het ziekenhuis waren in die tijd de Emmer wethouder Roelof Zegering Hadders (volgens de Encyclopédie van Drenthe op dat moment niet onbesproken), de Emmer veearts HJ. Vrielink (sec), de Emmer kantonrechter mr. Arend Jonker, tevens voormalig huis- advocaat en neef van Veldkamp en tenslotte Veldkamps collega-fabrikant, gedeputeerde en partijgenoot Johannes Gerhardus Lodder te Emmen. AI voor de oorlog zat Veldkamp samen met onder andere Zegering Hadders en Lodder in de Gemeentelijke Industrie Commissie. Ondanks de door Veldkamp ten opzichte van zijn collega-turfstrooisel-fabrikanten ingenomen onafhankelijke houding, beschikte hij blijkbaar over veel belangrijke relaties.

In de wederopbouwperiode van de jaren vijftig leek de deur van een samenwerking met de collega’s in de bedrijfstak op een kier te staan.

In die tijd stelde Veldkamp, samen met een andere buitenstaander, de firma Trio uit Vroomshoop een behoorlijk geldbedrag ter beschikking voor het aan het door de collega’s begonnen tuinaarde-onderzoek door TNO te kunnen voortzetten. Hiermee zou een nieuwe weg in de turfindustrie worden ingeslagen.

Antonie Veldkamp heeft dit eigenlijk niet meer bewust meegemaakt. Hij werd in de tweede helft van de jaren vijftig ziek. De laatste jaren van zijn leven was hij aan een rolstoel gekluisterd. Hij overleed op 14 juli 1960 op de leeftijd van 72 jaar. AI eerder had hij de leiding over de bedrijven overgedragen aan zijn enige zoon Johannes. Door een tijdgenoot werd Antonie Veldkamp gekenschetst als een man met ondernemingsgeest.

Bronnen en literatuur

  • Info van wijlen oud-notaris Th. C. Heerma van Voss te Nieuw-Amsterdam.
  • Info van wijlen mevr. CA. Visscher te Emmen.
  • E. H. Karel. Ondernemen in de Zuidoost Drentse venen, Groningen, 1991.
  • W. Visscher, Rond de Runde, turf, kunstmest en elektriciteit, Montfoort 1997.
  • Antonie Veldkamp (1887-1960), een man met ondernemingsgeest, door Wim Visscher – Kroniek 2011-2