De “De Waardswijk” of “Cementwieke”.

 

De Waardswijk of “Cementwieke”; door Wim Visscher

Vanaf de openbare weg is de wijk niet meer zichtbaar. De vroegere monding en het eerste stuk van de wijk zijn gedempt. Er staan thans bedrijfsgebouwen op. Hierdoor is het achtergelegen stuk wijk aan het gezicht onttrokken. Het betreft hier een gedeelte van de vroeger zogenaamde “Cementwijk”.

Ooit was deze veenwijk een van de vier hoofdwijken van de Verlengde Hoogeveensche Vaart in het Westerveen van de Marke van Noord en Zuidbarge. Officieel heette deze wijk de Derde Zuidelijke Hoofdwijk van de Verlengde Hoogeveensche Vaart ofwel de Derde Zuiderraai.

Ook komen we de naam Schutwijk tegen. Bij deze naam valt een vernoeming naar de (voormalige) nabijgelegen schutsluis (Heemskerksluis) te zien. Op de kadastrale kaart van het jaar 1880, vanwege de herziening der grondbelasting, werd echter de wijk ‘De Waardswijk’ genoemd.

Zoveel verschillende namen voor een watergang is vrij zeldzaam.

Gruppen, raaien en schutten.

Voordat de hoofdwijk werd gegraven, was er allereerst loodrecht op de vaart een zogenoemde hoofdraai (diepe greppel) in het veen gegraven.

Die diende om het gebied voldoende te ontwateren. Er waren in dit gedeelte van het Barger- veen vier van die hoofdraaien (voorlopers van de hoofdwijken). Later werden de “gruppen” (greppels) steeds meer verbreed en verdiept en werden ook zijgreppels uitgegraven. Zo ontstonden, om kort te gaan, naast de hoofdwijk ook zijwijken.

Het raaigraven was al begonnen in de periode 1860-1870. De monding van de ‘derde raai’, inmiddels een wijk, was omstreeks 1873 gereed. In die tijd werd ook begonnen met de aanleg van de schutsluizen.

De Trambrug over de De Waardswijk of “Cementwieke”.

Vanwege het vrij grote hoogteverschil bij Erica moesten er hier vlak na elkaar twee sluizen worden gebouwd.

Zo heette achtereenvolgens de Derde Zuidelijke Hoofdwijk: Derde Zuiderraai en Schutwijk. De Schutwijk was op zich een vernoeming naar de Heemskerk (schut)sluis, die op haar beurt genoemd was naar Mr J. Heemskerk Azn.

Heemskerksluis met op de voorgrond de trambrug over de De Waardswijk

Laatstgenoemde was de president-directeur van de Drentse Kanaal Maatschappij, de aanlegger van de Verlengde Hoogeveensche Vaart. Hij was ook minister-president van het (toenmalige) tweede kabinet Heemskerk (1874 – 1877).

De andere, meer westelijke sluis, was de Kalffsluis. Het ging hier om een vernoeming naar de bankier Jan Kalf Jzn.

Hij was, evenals Heemskerk, ook Amsterdammer en mede concessiehouder van de Verlengde Hoogeveensche Vaart.

Kalffsluis

 

Kleine en grote industriëlen

Een andere persoon die zijn naam blijvend aan dit gebied wilde verbinden was Gerrit Jacob De Waard.

Hij was een ambitieuze zakenman uit Assen en gold als een van de eerste Drentse echte industriëlen. Alszodanig was hij eigenaar-exploitant van onder meer een met stoom aangedreven oliemolen te Assen. Een molen die meer dan twintig mensen werk bood.

Verder was hij bestuurlijk in allerlei openbare en politieke organisaties actief.

Hij kende de Asser kandidaat-notaris Gerhard J. de Meyier.

Deze Zaanse domineeszoon was verwant aan de invloedrijke, grootindustriële, Zaanse/Wormerveerse familie Laan.

De Laan’s hadden te Wormermeer grote pelmolens en lijnoliefabrieken. de firma Wessanen & Laan. Ze hadden voor de brandstofvoorziening voor hun stoommachines een eigen veenderij aan de Norgervaart bij Kloosterveen vlak bij Assen. De turf was daar echter aan het opraken.

Via De Waard was genoemde De Meyier – die tevens het beheer had over de vervening bij Kloosterveen – opmerkzaam gemaakt op de nieuwe veengebieden bij Erica.

Samen met De Meyier en leden van de familie Laan kocht De Waard in het jaar 1873 ten zuiden van de sluizen (het zogenaamde zesde blok) bij Erica een kleine honderd bunder veengrond. Die gronden werden toen door hen ingebracht in een speciaal hiervoor opgerichte N.V. Wormerveersche Veencompagnie.

Daarnaast verwierf de compagnie veen onder Zuidbarge.

Hiermee was de brandstofvoorziening voor de fabrieken voor de toekomst verzekerd. Er werd in Zuidbarge een compagniehuis gesticht, terwijl De Waard zelf als directeur werd aangesteld.

Nieuwe heren, nieuwe wetten

De hoofdwijk door de veenderij bij Erica, de meergenoemde derde hoofdwijk, werd in die jaren in opdracht van directeur De Waard gegraven. Als een van de hoogtepunten van zijn leven zal hij beschouwd hebben dat deze wijk bij het kadaster onder de naam De Waard wijk werd geregistreerd. In die tijd zwierven in de omgeving van de veenderij namelijk landmeters rond.

Dit was een gevolg van een nieuwe wetgeving uit het jaar 1880, die een herziening van de grondbelasting regelde.

Hierdoor moesten alle grondpercelen in Nederland opnieuw in kaart worden gebracht. De Waard zal hierin een kans hebben gezien zijn naam te vereeuwigen en ongetwijfeld zijn veenbaas ter zake goed hebben geïnstrueerd. Het is de vraag of de Zaanse heren van dit alles hebben geweten; misschien waren die ook niet echt geïnteresseerd.

Feit is dat een aantal grote veeneigenaren in die jaren met succes hun naam aan een veenwijk wisten te verbinden. De Waard was één van hen.

Van De Waardswijk tot Cementwijk

De inkt van het kadaster was echter nog maar net opgedroogd of de klad kwam in de turf als brandstof. Steenkool raakte meer in trek en het Zuidoost-Drentse veen, waarin zoveel was geïnvesteerd, was nu één en al malaise.

Nadat de turfmarkt helemaal was ingestort, slibde ook de De Waardswijk steeds meer dicht.

Het enige wat de heren uit Zaandam echt interesseerde was geld en nu er aan Zuidoost-Drenthe niets meer te verdienen was, werd de compagnie geliquideerd. De naam De Waardwijk zou steeds meer verbleken.

De venen en wijken werden in 1887 voor een habbekrats verkocht aan een combinatie Friese heren.

De Waard trok zich terug in Assen. Daar ging hij zich aan een nieuwe handel, de kunstmest (waar wel wat mee te verdienen was), wijden.

De nieuwe eigenaar, de familie Van der Sluis uit Appelscha, heeft later dit hele gebied vergraven. Zij richtte de Friesche Veen Maatschappij op en bouwde bij de brug te Erica een huis dat tegenwoordig als het “tegeltjespand” bekend staat.

De Friese Veen Maatschappij exploiteerde met enkele andere verveners samen een stoombaggerschip. Dit was de firma Quartet. Omdat de directeur A.W. van der Sluis uit Erica tevens het beheer had over het baggerschip – later waren het er zelfs twee, de Quartet I en II – lag het baggerschip vaak in de Cementwijk.

In 1905 stichtte de vooraanstaande Stadskanaalster landbouwer Hendrik Jacob Knigge, die ook veen bezat bij Erica, een cementsteen fabriek aan de De Waardwijk.

De fabriek ging al vrij gauw over in handen van Jan Pranger, die eveneens uit Stadskanaal afkomstig was. De wijk – alweer enige jaren naamloos – raakte nu in de volksmond steeds meer bekend als de Cementwijk, of “Cementwieke” zoals ze op Erica zeggen.

Na verloop van tijd was er aan de wijk ook een kalkblusserij gevestigd.

Door al die nieuwe activiteiten was er aan de Cementwijk, zoals we dat nu zouden noemen, een klein businesspark ontstaan.

De kalkblusserij was van de Asser notaris Epke van Mesdag, wiens echtgenote familie was van genoemde Knigge. Deze Margien van Mesdag-Spier had in Assen een betonfabriek onder de naam Asser Beton Industrie.

Tot bijna 50 jaar geleden werden hier betonmaterialen, zoals 30×30 cm cementen stoeptegels,  geproduceerd.

De trambrug over de monding van de Cementwijk was er al lang niet meer.

De monding werd gedempt en een gedeelte van de wijk ook. De bedrijvigheid ter plaatse werd steeds meer uitgebreid, zoals op de foto aan de daarop afgebeelde grote loodsen te zien is.

Nu is hier al jaren het autorecycling en handelsbedrijf van de Gebroeders Prins gevestigd.